De mug.
.
Een zacht gesnor. Op mijn hand
daalt gonzend een mug neer,
een zweem van leven, zes leden teer-
waar kwam zij vandaan uit dit winterland?
Een snuit... sla ik toe? Bespaar ik mij
de druppel bloed waarvan zijn leeft?
De lichte pijn die de steek mij geeft?
Zij doet zoals ze moet. Ben ik als zij?
Steek dan maar toe, jij kleine vleugelziel,
zolang mijn ader je voeden mag,
zolang jij vecht voor je korte dag.
Steek maar toe, en neem je deel,
Wij zijn toch beiden, hoe anders ook gericht,
slechts kleine schaduwen van één groot licht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten